Rode Wijn

Bram Vermeulen

𝄀 GC 𝄀 GC 𝄀 GD 𝄀 D7G 𝄀 × 2

Het G bed is ’s C nachts maar D half besG lapen,

de helft van mijn C boeken D7 nam ze Gmee.

De G helft van mijn saB laris is B7 ruim volEm doende,

C slapen doe ik D7 nu voor G twee. C

De G platen waren C alleD maal van Gmij,

ik draai ze C net zo hard D7 ik G kan.

G De teleB visie B7 mocht ze Em houden,

alC sof ik niet D7 zonder G kan.

G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,

Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.

𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,

G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇

G Ik drink me C elke avond D een beG roerte,

en eten heb ik C weken D7 niet geGdaan.

Ik G pis weer net als B vroeger B7 in de Em wasbak,

C slapen doe ik D7 met m’n kleren Gaan.

G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,

Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.

𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,

G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇

C Ik ben niet B7 meer gewend aan Em stilte,

C en zeker B7 niet zo Emlang

C De vrijheid B7 die ik terug wou Em hebben

maakt me eigenlijk C bang D hmmmmmmm…

G Toch is het C niet dat D ik haar G mis.

’t Is ongeC woon, nog D7 even. G

G Niemand, B niemand heeft B7 zich verEm gist.

’t Is C wennen aan mijn D7 eigen leG ven. C

𝄀 GC 𝄀 GC 𝄀 GD 𝄀 D7G 𝄀 × 2

G Een keuken C vol met D vuile G glazen,

het kan alC leen maar D7 beter Ggaan.

G Wie heeft er B meubels of gorB7 dijnen Emnodig,

ik C begin van D7 voor af G aan.

G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,

Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.

𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,

G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇