Het G bed is ’s C nachts maar D half besG lapen,
de helft van mijn C boeken D7 nam ze Gmee.
De G helft van mijn saB laris is B7 ruim volEm doende,
C slapen doe ik D7 nu voor G twee. C
De G platen waren C alleD maal van Gmij,
ik draai ze C net zo hard D7 ik G kan.
G De teleB visie B7 mocht ze Em houden,
alC sof ik niet D7 zonder G kan.
G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,
Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.
𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,
G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇
G Ik drink me C elke avond D een beG roerte,
en eten heb ik C weken D7 niet geGdaan.
Ik G pis weer net als B vroeger B7 in de Em wasbak,
C slapen doe ik D7 met m’n kleren Gaan.
G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,
Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.
𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,
G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇
C Ik ben niet B7 meer gewend aan Em stilte,
C en zeker B7 niet zo Emlang
C De vrijheid B7 die ik terug wou Em hebben
maakt me eigenlijk C bang – D hmmmmmmm…
G Toch is het C niet dat D ik haar G mis.
’t Is ongeC woon, nog D7 even. G
G Niemand, B niemand heeft B7 zich verEm gist.
’t Is C wennen aan mijn D7 eigen leG ven. C
G Een keuken C vol met D vuile G glazen,
het kan alC leen maar D7 beter Ggaan.
G Wie heeft er B meubels of gorB7 dijnen Emnodig,
ik C begin van D7 voor af G aan.
G Wat een besC taan, wat een B7 luizenEm leven,
Het kan niet C stuk, D wat een geG luk.
𝄆 G Rode C wijn, G rode Cwijn,
G kom D laat ons D7 vrolijk Gzijn. 𝄇